Dag opa
’19 mei’ zie ik op mijn telefoon en direct weet ik: opa’s geboortedag én de dag waarop hij begraven is.
Opa… Mijn gedachten dwalen even af. Opa Entius was de eerste nabije persoon in mijn leven die overleed, de opa waar ik van de opa’s en oma’s het meeste mee had. Jong was ik nog, een jaar of acht, en ik was gek op opa.
De gedachten ebben langzaam weer weg en ik ga verder met waar ik mee bezig was.
Een uurtje of twee later: weer die datum. Opa… En dan de impuls om naar het kerkhof te gaan. ‘Doe niet zo gek’ bemoeit mijn hoofd zich er mee, ‘hij is al weet ik het hoe lang geleden overleden’.
Ik besluit wat te eten, iets waar mijn maag het absoluut niet mee eens is. De drang in mijn lijf ook niet: ik móet naar het kerkhof. Terwijl ik de achterdeur op slot doe vraag ik me af waar dat kerkhof eigenlijk is. Bij de kerk lijkt me, zover is duidelijk, maar verder zou ik het niet weten. Ik ben zo iemand die voor de vijfde keer ergens komt en denkt dat het voor het eerst is dus mijn interne navigatie is verre van betrouwbaar. ‘Waarheen?’ vraagt TomTom. ‘Beatrixstraat 3, Zwaag’ antwoord ik; het voormalige adres van mijn opa en oma. Als ik daar ben zie ik vast wel ergens een kerktoren.
De weg naar Zwaag lijkt veel langer te duren dan de 20 minuten die de TomTom aangeeft. De drang wordt steeds sterker. Tranen prikken achter mijn ogen. Opa…
Wat weet ik eigenlijk nog van hem? Heel weinig. Ik zat bij hem op schoot en mocht een trekje van zijn sigaar. Jottem! Een enorme hoestbui was het gevolg en mijn opa barstte van het lachen. Opa…
Opa had twee kromme vingers: zijn ring- en middelvinger als ik het goed heb. Van zijn rechterhand volgens mij.
En wat ik verder weet is dat hij ziek was en de volwassenen het beter vonden dat ik hem niet meer zag. Nieuwsgierig als ik was keek ik toch om het hoekje van de slaapkamer; ik wou opa zien. Ik schrok. Opa was sterk vermagerd en kreeg te drinken uit een beker met drinktuit. Dat is toch alleen voor kinderen? Mijn kinderbrein snapte er niks van.
Ach opa, wat zou ik graag nog even met u willen praten. Wat verdrietig dat u zoveel pijn had aan het einde van uw leven. Sorry dat ik zo van u schrok toen ik u zag op één van uw laatste dagen. Ik had u graag zoveel beter leren kennen opa. Hoe zou het zijn als u er nu nog was? Zou u iets begrijpen van het werk wat ik doe of zou u net als mijn buurvrouw niet voor kunnen stellen dat mensen nieuwsgierig zijn naar wat nou maakt dat ze doen wat ze doen en zichzelf beter willen leren kennen? Zou u nog steeds sigaren roken?
Het verkeer schiet niet op. Wegwerkzaamheden dwingen me tot vertraging. Dat komt goed uit want door de tranen die inmiddels over mijn wangen stromen is het zicht er niet beter op geworden.
Wat weet ik verder nog? Dat opa nooit een horloge droeg en dat de kerkklok een signaal was voor een koppie of etenstijd. Maar dat weet ik eigenlijk alleen maar van horen zeggen. Alhoewel, hij hielp vaak – in ieder geval in mijn beleving – bij ons thuis en er staat me vaag nog iets van bij dat mijn moeder wel eens mopperde dat opa weer eens te laat was voor het eten en dat hij ‘de kerkklok zeker weer niet gehoord had’.
Als ik met verhoogde hartslag op de Dorpsstraat van Zwaag rijd komt verrassend snel de afslag naar de Beatrixstraat. Vlug kijk ik nog even naar links: het huis van opa en oma Buis staat er nog, weliswaar compleet uitgebouwd maar volgens mij is het ‘m. Het huis van opa en oma Entius staat er ook nog; dezelfde gele stenen als ik me herinner. Goh, dat mijn opa’s en oma’s buren waren wist ik natuurlijk wel, maar in mijn herinnering was de afstand veel groter.
Goed, door naar de kerk. Ik word ongedurig.
Ik rijd stapvoets door en verhip; ik zie een punt van een kerk. Weer die drang. Haast. Ik geef gas. Met meer vaart dan nodig is rijd ik het parkeerterrein op en plof mijn auto neer op de eerste de beste plek die ik zie.
Op een drafje snelwandel ik over het kerkhof (mag dat eigenlijk wel?) terwijl de tranen opnieuw over mijn wangen rollen. Opa… Gek genoeg weet ik precies hoe ik moet lopen. Ik loop door, en opeens kijk ik om naar een steen: opa en oma Buis. Ik kom zo opa en oma, ik moet eerst… Ja, daar is het.
Een vloedgolf van tranen stroomt over mijn wangen als ik voor het graf kniel. Ik ben ontroostbaar. Mijn hand wrijft over de stroeve steen terwijl ik het uitschreeuw van intens verdriet en de tranen onophoudelijk stromen. De kerkklok slaat. Ik glimlach tussen de tranen door. Opa…
Als het weer een beetje gaat merk ik dat mijn hand slaapt van het continue wrijven over de steen, dat mijn neus verstopt zit en dat het grind pijnlijk prikt in mijn blote knieën. Ik ga in kleermakerszit zitten en kijk eens goed naar de steen. Overleden in 1980; ik was toen bijna tien. Wat gek dat ik zo weinig weet van opa. Sorry trouwens oma dat ik u oversla. Geldt ook voor u ome Jaap en ome Theo.
Ik kijk weer naar de steen en buig mijn hoofd; dank u wel opa en oma dat u zo’n lieve vader voor me op de wereld hebt gezet. U zou hem moeten zien; het is een prachtige vent. Dank u wel voor al het goede wat ik van u heb meegekregen. Het goede neem ik mee, het andere laat ik achter.
De klok slaat opnieuw en ik glimlach weer even. Tussen de viooltjes die in vele kleuren om het verrassend goed verzorgde graf staan haal ik her en der wat kleine vuiltjes weg. Vuiltjes…, gek, ik zeg altijd onkruid.
Ik kijk wat meer om me heen en zie dat het graf van mijn andere opa en oma pal achter dit graf ligt. Nog steeds buren. Ben zo terug opa.
Ik hurk voor het graf van mijn andere opa en oma en buig mijn hoofd. Dank u wel lieve opa en oma dat u me zo’n lieve moeder hebt gegeven. Ze is een lieverd. Jammer dat haar geheugen afneemt maar daardoor praat ze wel vaker over jullie. En gelukkig is ze er nog! Dag opa en oma.
Ik loop weer terug naar het andere graf en staar nog een tijdje naar de steen.
Dag opa, dag oma.
Opa? Loopt u af en toe een stukje met me mee?
Mei 2016
Het zou heel gaaf zijn als je je reactie achterlaat.
Meepraten?Draag gerust bij!